Huurprijsverhogingen: maximering in vrije sector en kortere verjaringstermijnen
3 mei 2024
Op 1 mei 2021 is de Wet maximering huurprijsverhogingen geliberaliseerde huurovereenkomsten ingevoerd. Met deze wet werd (onder meer) geregeld dat de jaarlijkse huurprijsverhoging gemaximeerd werd, voor aanvankelijk een periode van drie jaar. Inmiddels is bekend dat deze maximering als gevolg van een wetswijziging per 1 mei 2024 is verlengd. Verder wordt per 1 juli 2024 een kortere verjaringstermijn voor huurprijsverhogingen ingevoerd.
Verlenging maximering huurprijsverhogingen
Met ingang van 1 mei 2024 is de maximering van de jaarlijkse huurprijsverhoging voor geliberaliseerde huurovereenkomsten verlengd tot 1 mei 2029. Vanaf 1 mei 2024 geldt dat alle huren in de vrije sector maximaal kunnen meestijgen met de inflatie plus 1 procentpunt, behalve als de inflatie hoger is dan de loonstijging (volgens de cao-loonontwikkeling): dan wordt de cao-loonontwikkeling plus 1 procentpunt gevolgd. Zoals sinds 1 mei 2021 al het geval was, is een beding in de huurovereenkomst nietig voor zover daaruit een hogere huurverhoging volgt dan op grond van het hiervoor genoemde wettelijke maximum is toegestaan.
Verder geldt als gevolg van de verlenging van deze wet dat het ook de komende jaren voor verhuurders niet mogelijk is om een huurverhoging af te dwingen via de weg van een redelijk aanbod voor een nieuwe huurovereenkomst (enkel bestaande uit een nieuwe huurprijs). Weigering door de huurder van een dergelijk aanbod is voor de verhuurder momenteel geen rechtsgeldige grond voor opzegging van de huurovereenkomst.
Voor de volledigheid geven wij mee dat momenteel ook het wetsvoorstel "Wet betaalbare huur" in behandeling is. Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, zullen nadere huurprijsregels gaan gelden voor (een deel van de) geliberaliseerde huurovereenkomsten.
Verkorting verjaringstermijn huurprijsverhogingen
Een andere (grote) verandering is dat er een kortere verjaringstermijn gaat gelden voor de vordering tot betaling van een huurprijsverhoging. Een verhuurder moet zijn huurders vanaf 1 juli 2024 jaarlijks wijzen op het opeisbaar worden van een vordering tot betaling van een huurprijsverhoging. Als de verhuurder dit niet doet, dan verjaart zijn vordering tot betaling van de huurprijsverhoging één jaar na het opeisbaar worden daarvan. Als de verhuurder zijn huurder wel heeft geïnformeerd, verjaart deze vordering twee jaar na het opeisbaar worden daarvan. Deze termijnen wijken af van de algemene wettelijke verjaringstermijn van vijf jaar, die geldt voor opeisbare vorderingen. De bedoeling van de wetgever is het tegengaan van onverwachte en late vorderingen tot betalingen van een verhoogde huurprijs over meerdere jaren, wat volgens de wetgever grote financiële consequenties voor de huurder kan hebben.