News Update Hoge Raad

Week 13 | Arbeidsovereenkomst tussen beurspromovendi en UMCG
28 maart 2025

Arbeidsovereenkomst tussen beurspromovendi en UMCG

Civiel

In deze zaak staat de vraag centraal of de rechtsverhouding tussen beurspromovendi en het UMCG moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. Het hof heeft deze vraag bevestigend beantwoord. De HR stelt voorop dat beide partijen tot uitgangspunt nemen dat de beurspromovendi geen ambtenaren zijn. De beschermende regels voor werkende ambtenaren gelden dus niet. Als de regels van het arbeidsrecht (titel 7.10 BW) op grond van artikel 7:615 (oud) BW ook niet zouden gelden, zou er sprake zijn van een ongeregelde overeenkomst zonder beschermende regels voor werkenden. Voor de lacune in de rechtsbescherming van de beurspromovendi die dan ontstaat, biedt het wettelijk stelsel geen rechtvaardiging volgens de HR. Dat artikel 7:615 (oud) BW de directe toepassing van de bepalingen van het arbeidsrecht op een verhouding als die van partijen in algemene zin uitsluit, staat volgens de HR dus niet in de weg aan de toepassing van die bepalingen in een geval als hier aan de orde. De HR oordeelt tegen deze achtergrond dat het hof de rechtsverhouding tussen beurspromovendi en het UMCG als arbeidsovereenkomst heeft kunnen aanmerken.

ECLI:NL:HR:2025:483 

Toerekening van toezeggingen aan de gemeenteraad

Civiel

Deze zaak gaat over de vraag of een gemeenteraad is gebonden aan toezeggingen van wethouder(s) of case manager(s) van een gemeente. Naar vaste rechtspraak geldt dat een gedane toezegging kan worden toegerekend aan het bevoegde bestuursorgaan van een gemeente, als degene aan wie de toezegging is gedaan op goede gronden mocht veronderstellen dat de personen die de toezegging deden de opvatting van het bevoegde bestuursorgaan vertolkten. Verder geldt dat handelingen van (leden van) het college van burgemeester en wethouders en van gemeenteambtenaren slechts aan de gemeenteraad kunnen worden toegerekend als laatstgenoemde blijk heeft gegeven van instemming met die handelingen. De HR voegt daaraan toe dat deze instemming niet kan worden afgeleid uit het feit dat de gemeenteraad geen afstand heeft genomen van de gedane toezeggingen na bespreking van die toezeggingen in het college en de raad. 

ECLI:NL:HR:2025:467 

Prejudiciële vragen over toepassing van vrijstellingen door BTW-fiscale eenheid

Fiscaal

De belanghebbende is een BTW-fiscale eenheid. Deze eenheid bestaat onder andere uit een stichting die erkend is als medische inrichting en instelling van sociale aard. Daarnaast maakt B BV deel uit van de eenheid. B BV verleent 24-uursdiensten aan zorginstellingen. B BV voldoet echter zelfstandig niet aan de voorwaarden voor de medische vrijstelling en de vrijstelling voor sociale en culturele diensten. De HR twijfelt of de reikwijdte van de BTW-vrijstellingen moet worden uitgebreid. Dit zou betekenen dat de BTW-vrijstellingen kunnen worden toegepast door de belanghebbende, ook als de diensten juridisch gezien worden verricht door een lid van de BTW-fiscale eenheid dat zelf niet voldoet aan de subjectgebonden voorwaarden. De diensten zijn in die gevallen enkel vrijgesteld van BTW door de nauwe financiële, economische en organisatorische verbanden tussen de leden van de BTW-fiscale eenheid. De HR stelt prejudiciële vragen aan het HvJ over het toepassen van de BTW-vrijstellingen indien slechts één lid van de BTW-fiscale eenheid zelfstandig voldoet aan de wettelijke vereisten. De HR houdt iedere verdere beslissing aan en schorst het geding.

ECLI:NL:HR:2025:472

Verschoningsrecht niet verloren ten aanzien van in procedure ingebracht stuk

Straf

In het kader van een fiscale procedure dient een advocaat namens een cliënt een processtuk met bijlagen in bij het hof. De Belastingdienst draagt dit stuk over aan de FIOD en de cliënt wordt op basis van dat stuk vervolgd wegens overtreding van de Wet op de kansspelen en witwassen. In de strafzaak wordt een beroep gedaan op het verschoningsrecht, ondanks dat het stuk eerder is ingebracht en gebruikt in de fiscale procedure. De HR herhaalt dat het verschoningsrecht ziet op alle vertrouwelijke informatie die rechtstreeks verband houdt met de taakuitoefening van de verschoningsgerechtigde. Als het verschoningsrecht van toepassing is op een stuk zoals het onderhavige processtuk, gaat het verschoningrecht niet verloren door het stuk in te brengen in een fiscale procedure en dit geldt ook voor de bijlagen bij dat stuk. Wel kan het inbrengen van die gegevens in de fiscale procedure ertoe leiden dat de belastingrechter de betreffende gegevens vermeldt in zijn uitspraak en dat die uitspraak openbaar wordt. In dat geval komt daarmee in zoverre het vertrouwelijke karakter te vervallen en komt de advocaat wat betreft de openbaar geworden gegevens geen beroep meer toe op het verschoningsrecht. In strafzaken kan de officier van justitie ten aanzien van informatie die potentieel nog wel valt onder het verschoningsrecht een vordering indienen bij de rechter-commissaris om te laten beoordelen of het verschoningsrecht inderdaad op die informatie van toepassing is. 

ECLI:NL:HR:2025:456



 

 

 

Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Counsel

Key Contact

Amsterdam
Tax Lawyer | Partner

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Counsel