
23 april 2025
De positie van ZZP'ers in de arbeidsmarkt is opnieuw besproken in de politiek. Bij een debat van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de vaste commissie voor Financiën op 3 april 2025 stond de positie van zelfstandigen op de agenda. Tijdens dit debat werd onder andere een kamerbrief behandeld waarin de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) aankondigde dat hij het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar) zal aanpassen op basis van de antwoorden van de Hoge Raad op de prejudiciële vragen in de Uber-zaak van 21 februari 2025. Daarnaast publiceerden de VVD, D66, CDA en SGP op 3 april 2025 een concept memorie van toelichting op een initiatiefwetsvoorstel Zelfstandigenwet, dat tot doel heeft meer duidelijkheid te scheppen voor zowel zelfstandigen als hun opdrachtgevers.
Het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar)
Oorspronkelijk wetsvoorstel Vbar
Het wetsvoorstel Vbar heeft als doel meer duidelijkheid te bieden over wanneer iemand als zelfstandige of als werknemer werkt. Het huidige wetsvoorstel, zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State, beoogde aan te sluiten bij de bestaande rechtspraak over arbeidsrelaties, waaronder het Deliveroo-arrest.
Het wetsvoorstel Vbar gaat daarbij uit van indicaties die wijzen op werkinhoudelijke en organisatorische sturing, wat een aanwijzing vormt voor een arbeidsovereenkomst. Daartegenover staan indicaties die wijzen op werken voor eigen rekening en risico, wat een aanwijzing vormt voor het werken als zelfstandige. Pas als een beoordeling van de criteria onder deze twee hoofdelementen niet leidt tot een doorslaggevend oordeel over de arbeidsrelatie, zou worden toegekomen aan het wegen van het ondernemerschap van de werkende buiten de specifieke arbeidsrelatie ('extern ondernemerschap'). Kenmerken van extern ondernemerschap zijn bijvoorbeeld of iemand btw afdraagt, investeert in het eigen bedrijf of tijd en geld besteedt aan het werven van klanten.
Daarnaast introduceert het kabinet een rechtsvermoeden van werknemerschap, gebaseerd op een uurtarief.
Uitspraak Hoge Raad in Uber-zaak
Op 21 februari 2025 heeft de Hoge Raad antwoord gegeven op prejudiciële vragen in de Uber-zaak. De Hoge Raad heeft bepaald dat bij de beoordeling of sprake is van een arbeidsovereenkomst geen rangorde geldt tussen de mee te wegen omstandigheden, waaronder extern ondernemerschap. Dit betekent dat om te bepalen hoe de relatie precies moet worden gekwalificeerd, het extern ondernemerschap holistisch moet worden meegewogen met de andere gezichtspunten uit de Deliveroo-uitspraak en eventuele andere relevante feiten en omstandigheden van het geval.
Gewijzigd wetsvoorstel Vbar
Omdat de antwoorden van de Hoge Raad in de Uber-zaak afwijken van de manier waarop extern ondernemerschap in het wetsvoorstel Vbar werd meegewogen, past de minister het wetsvoorstel aan conform de antwoorden van de Hoge Raad op de prejudiciële vragen in de Uber-zaak. Het externe ondernemerschap wordt daarmee een volwaardig gezichtspunt dat wordt meegewogen in de beoordeling van de arbeidsrelatie en niet als sluitstuk in het geval dat op grond van de indicaties niet tot een eenduidig over de arbeidsrelatie oordeel kan worden gekomen.
De Minister heeft aangegeven het gewijzigde wetsvoorstel voor de zomer in te dienen bij de Tweede Kamer en benoemde 1 januari 2026 als de beoogde datum van inwerkingtreding.
Initiatiefwetsvoorstel Zelfstandigenwet
Volgens de initiatiefnemers vragen ZZP'ers in gesprekken regelmatig om de zelfstandige als uitgangspunt te nemen voor de kwalificatie van de arbeidsrelatie.
Dat was voor hen de aanleiding voor dit initiatiefwetsvoorstel, waarin de vraag wanneer iemand als zelfstandige werkt wordt beantwoord aan de hand van drie toetsen.
1. Zelfstandigentoets
Kwalificeert de persoon die de werkrelatie uitvoert als zelfstandige? Hierbij wordt gekeken of de persoon zich naar buiten toe gedraagt als zelfstandige. Het is aan de zelfstandige zelf om te onderbouwen waarom hij voldoet aan de criteria in de zelfstandigentoets. Heeft de persoon meerdere opdrachtgevers? Investeert de persoon in eigen bedrijfsmiddelen? Doet de persoon aan acquisitie? En heeft de persoon voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid en pensioen?
2. Werkrelatietoets
Zijn er in de werkrelatie elementen dominant aanwezig waardoor er een belemmering is om deze werkrelatie als zelfstandige uit te voeren? Dit wordt getoetst aan vier gelijkwaardige criteria:
1) Wat zijn de wil en bedoeling van partijen?
2) Heeft de persoon een grote mate van vrijheid over de uitvoering van het werk
3) Heeft de persoon een grote mate van vrijheid van werktijd of verlof?
4) Is er sprake van hiërarchische controle?
3. Sectoraal rechtsvermoeden
Voor sectoren waar een hoger risico op schijnzelfstandigheid is zoals onderwijs, zorg, bouw, land- en tuinbouw, kan per sector aanvullende regels of een rechtsvermoeden van werknemerschap gelden. Zo blijft de algemene toets bruikbaar voor de hele arbeidsmarkt, terwijl er ruimte is om sectorspecifieke problemen aan te pakken.
Daarnaast introduceert dit wetsvoorstel een Commissie Beoordeling Toetsingskader Zelfstandigenwet, die zelfstandigen, opdrachtgevers en toezichthouders in de praktijk duidelijkheid kan verschaffen over de kwalificatie van een werkrelatie. Oordelen van deze commissie zijn bindend voor handhavende instanties zoals de Belastingdienst en UWV. Voor arbeidsjuristen wordt het op basis van beslissingen van de Commissie eenvoudiger om partijen te adviseren over de geschikte werkrelatie.
Op de vraag hoe het initiatiefwetsvoorstel zich verhoudt tot de het wetsvoorstel Vbar antwoordden de initiatiefnemers in het commissiedebat dat zij hun initiatiefwetsvoorstel zien als een alternatief voor het "vba"-deel in het wetsvoorstel Vbar.
Het 'r'-deel uit wetsvoorstel Vbar, het civielrechtelijk rechtsvermoeden, komt niet terug in het initiatiefwetsvoorstel, maar de initiatiefnemers staan wel achter dit onderdeel van de Vbar.
De Minister van Sociale Zaken gaf in het commissiedebat aan dat hij het initiatief waardeert, maar betwijfelt of deze route ook daadwerkelijk (sneller) gaat leiden tot meer duidelijkheid. Hij meent die duidelijkheid wel te kunnen geven in het aangepaste wetsvoorstel Vbar en zal de route die hij daar heeft ingezet voortzetten.
Het initiatiefwetsvoorstel is op 3 april 2025 in pre-consultatie gegaan. De initiatiefnemers hebben de conceptmemorie van toelichting gepubliceerd met als doel om in de verdere uitwerking alle inbreng vanuit het veld te kunnen verwerken. Daarna zal het wetsvoorstel worden aangeboden aan de Raad van State en vervolgens aan de Tweede Kamer
Wij houden u op de hoogte van verdere ontwikkelingen.