18 juli 2024
De Hoge Raad heeft op 12 juli 2024 in de zaak FNV/ID Logistics Tilburg B.V. overwogen dat een dynamisch incorporatiebeding mee overgaat bij overgang van onderneming. Het Nederlandse arbeidsrecht voorziet namelijk in voldoende doeltreffende consensuele- en eenzijdige aanpassingsmogelijkheden voor de verkrijger van de onderneming, aldus de Hoge Raad.
Ter achtergrond
Bij een overgang van onderneming komt veel kijken. Zo gaan de werknemers in principe automatisch mee over naar de nieuwe werkgever, de verkrijger. Alle rechten en plichten uit de arbeidsovereenkomst van de werknemer gaan ook mee over op de partij die de onderneming overneemt. Dat geldt voor zowel arbeidsvoorwaarden uit de individuele arbeidsovereenkomst als collectieve arbeidsvoorwaarden.
Een belangrijk aspect bij het overgaan van arbeidsvoorwaarden is het zogeheten incorporatiebeding. Dit is een bepaling in de arbeidsovereenkomst die een cao van toepassing verklaart op de arbeidsverhouding. Een incorporatiebeding kan 'statisch' of 'dynamisch' geformuleerd zijn. Een statisch incorporatiebeding verklaart een cao van toepassing op de arbeidsverhouding zoals de cao geldt op het moment van het sluiten van de arbeidsovereenkomst (bijvoorbeeld: "de CAO Verzekeringsbedrijf 2024 is van toepassing"). Een dynamisch incorporatiebeding verklaart een cao van toepassing op de arbeidsverhouding zoals de cao van tijd tot tijd geldt (bijvoorbeeld: "de CAO Verzekeringsbedrijf zoals die luidt of zal gaan luiden, is van toepassing"). Bij een dynamisch incorporatiebeding zullen de arbeidsvoorwaarden dus meebewegen met toekomstige cao's die na het sluiten van de arbeidsovereenkomst worden gesloten.
Over de vraag of een dynamisch incorporatiebeding ook dynamisch blijft na de overgang van onderneming en of de verkrijger het dynamische incorporatiebeding mag aanpassen, bestond langere tijd onduidelijkheid.
Het Hof van Justitie ("HvJ EU") heeft zich hier een aantal keer over uitgelaten. In het Asklepios-arrest uit 2017 heeft het HvJ EU overwogen dat een dynamisch incorporatiebeding bij overgang van onderneming mee overgaat, mits het nationale recht in voldoende wijzigingsmogelijkheden voor de verkrijger voorziet. Langere tijd was onduidelijk of het Nederlandse rechtsstelsel in voldoende mate in deze mogelijkheden voorziet.
De zaak FNV/ID Logistics Tilburg B.V.
In de zaak waarover de Hoge Raad zich moest buigen, heeft ID Logistics Tilburg B.V. ("IDL") werknemers overgenomen met een dynamisch incorporatiebeding in de arbeidsovereenkomst. Bij de overgang van onderneming zijn door IDL met de overgaande werknemers echter nieuwe arbeidsovereenkomsten gesloten. In deze nieuwe arbeidsovereenkomsten was geen dynamisch incorporatiebeding opgenomen en ook geen verwijzing naar de desbetreffende cao.
De vraag stond centraal of deze werknemers op grond van het dynamisch incorporatiebeding in hun 'oude' arbeidsovereenkomst nog rechten kunnen ontlenen aan loonsverhogingen in een cao die na de overgang van onderneming naar IDL tot stand is gekomen.
Het Hof 's-Hertogenbosch overwoog op basis van het Asklepios-arrest dat het dynamisch incorporatiebeding is overgegaan naar IDL omdat het naar Nederlands recht voldoende mogelijk is om arbeidsvoorwaarden eenzijdig en met wederzijds goedvinden te wijzigen. Desalniettemin kwam het Hof 's-Hertogenbosch tot het oordeel dat de werknemers in kwestie geen recht meer hadden op de loonsverhogingen uit de laatst geldende cao, omdat IDL gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om de arbeidsvoorwaarden met goedvinden van de werknemer aan te passen op het moment van de overgang door een nieuwe arbeidsovereenkomst met de werknemers te sluiten.
Oordeel Hoge Raad
Voor wat betreft het eerste punt is de Hoge Raad het eens met het Hof 's-Hertogenbosch: het Nederlandse arbeidsrecht voorziet inderdaad in voldoende doeltreffende mogelijkheden voor de verkrijger van een onderneming om – zowel met wederzijds goedvinden als eenzijdig – aanpassingen in de arbeidsovereenkomst te bewerkstelligen. De Hoge Raad baseert dit op de mogelijkheid voor een werkgever om een eenzijdig wijzigingsbeding op te nemen in de arbeidsovereenkomst (art. 7:613 BW) en de mogelijkheid om arbeidsvoorwaarden te wijzigen op grond van de norm van goed werkgeverschap en goed werknemerschap (art. 7:611 BW). Dit betekent dat het Nederlands arbeidsrecht voldoet aan de voorwaarde voor de overgang van een dynamisch incorporatiebeding en een dergelijk beding in de regel dus mee overgaat.
Toch overwoog de Hoge Raad dat het arrest van het Hof 's-Hertogenbosch niet in stand kan blijven. IDL had namelijk niet ten tijde van, of wegens de overgang van onderneming, wijzigingen in de arbeidsvoorwaarden mogen doorvoeren. Dit ziet zowel op het aangaan van de nieuwe arbeidsovereenkomst, als het wijzigen of verwijderen van het incorporatiebeding. Het dynamisch incorporatiebeding is immers een recht op basis van de geldende arbeidsovereenkomst. Daar mag de werknemer niet ten tijde van, of wegens de overgang van onderneming, afstand doen. Dat heeft het hof miskend, aldus de Hoge Raad.
Belang van de uitspraak
Het arrest van de Hoge Raad is relevant voor de rechtsontwikkeling. Met het arrest komt vast te staan dat het Nederlandse arbeidsrecht voorziet in voldoende doeltreffende aanpassingsmogelijkheden en dat het dynamisch incorporatiebeding bij een overgang van onderneming dus mee overgaat. Verkrijgers van een onderneming dienen in dat geval rekening te houden met toekomstig geldende cao's. Dit kan niet worden 'opgelost' door nieuwe arbeidsovereenkomsten te sluiten bij de overgang van onderneming waarin een dergelijk beding niet is opgenomen. Na de overgang van onderneming kunnen er wel rechtsgeldig wijzigingen van arbeidsvoorwaarden worden afgesproken, mits deze wijzigingen losstaan van de overgang van onderneming. Het tijdsverloop sinds de overgang speelt hierin doorgaans een belangrijke rol.
Bekijk de uitspraak hier.