News Update Hoge Raad

Week 35 | Ook onduidelijke werkingssfeerbepalingen moeten worden uitgelegd
30 augustus 2024

Ook onduidelijke werkingssfeerbepalingen moeten worden uitgelegd

Civiel

In een geschil over de vraag of een werkgever onder de werkingssfeer van een bedrijfstakpensioenfonds en CAO valt, oordeelde het hof Amsterdam dat de werkingssfeerbepaling niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen van duidelijkheid. Het hof concludeerde daarom dat de werkgever niet onder de werkingssfeer valt. De HR casseert. Het enkele feit dat de bewoordingen onduidelijk zijn, is onvoldoende reden om te concluderen dat een werkgever niet onder de werkingssfeer valt. Ook bij onduidelijke bewoordingen moet de rechter de betekenis daarvan vaststellen aan de hand van objectieve maatstaven, waarbij onder meer acht geslagen kan worden op de elders in de desbetreffende regeling gebruikte bewoordingen, op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden, op eventuele eerdere of latere versies van de regeling en op de eventuele schriftelijke toelichting bij de regeling.

ECLI:NL:HR:2024:1102

Lengte nadere verzettermijn op grond van art. 6 EVR

Civiel

Na veroordeling bij verstek kan de veroordeelde in verzet komen. De termijn voor het instellen van verzet is in beginsel vier weken nadat de veroordeelde op de in art. 143 lid 2 Rv bedoelde wijze bekend is geworden met de uitspraak. Art. 143 lid 3 Rv geeft als alternatief aanvangsmoment van de verzettermijn de dag waarop het vonnis ten uitvoer is gelegd. Onverkorte toepassing van deze regels moet achterwege blijven indien het resultaat niet zou voldoen aan art. 6 EVRM. In dat geval dient de rechter de veroordeelde een nadere termijn te geven om in verzet te komen. In deze zaak was de veroordeelde, toen hij bekend werd met het verstekvonnis, niet tevens bekend was met de tenuitvoerlegging van dat vonnis, zodat hij kon menen dat (zodra aan de voorwaarden van art. 143 lid 2 Rv was voldaan) de reguliere verzettermijn van vier weken zou aanvangen. Dit betekent volgens de HR dat het hof niet kon volstaan met het gunnen van een nadere verzettermijn van twee weken aan de veroordeelde; in een geval als dit heeft de veroordeelde namelijk recht op een nadere verzettermijn van vier weken.

ECLI:NL:HR:2024:1103


Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Counsel