News Update Hoge Raad
20 december 2024
Schuldsanering: wanneer is sprake van een 'eerste aflossing' en kan het aanvangsmoment worden vervroegd?
Civiel
De HR beantwoordt prejudiciële vragen over de vervroeging van het aanvangsmoment van de schuldsanering. Daarbij houdt de HR rekening met het doel van de nieuwe bepaling, namelijk het verkorten van de duur van schuldhulpverlening en schuldeisers zoveel mogelijk te compenseren. Om in aanmerking te komen voor vervroeging moet de schuldenaar tijdens het minnelijke traject voldoen aan zijn verplichtingen en maximaal aflossen. Aflossingen die ten goede komen aan de gezamenlijke schuldeisers of die vanwege beslaglegging aan individuele schuldeisers zijn gedaan, kunnen als 'eerste aflossing' gelden. De schuldenaar kan zelfs zonder aflossingsruimte in aanmerking komen voor vervroeging, nu de vaststelling dat aflossingscapaciteit ontbreekt met een 'eerste aflossing' op één lijn moet worden gesteld. Bij toepassing van het alternatieve aanvangsmoment moet de rechter zorgen voor voldoende tijd voor de afwikkeling van de schuldsanering; doorgaans binnen 6 maanden na de uitspraak van de schuldsaneringsregeling.
Stuiting en verjaring van dwangsommen
Civiel
Op grond van art. 611g Rv verjaren verbeurde dwangsommen na zes maanden. De HR overweegt dat die verjaring van dwangsommen onder meer kan worden gestuit door het instellen van een vordering van de dwangsomschuldeiser om de dwangsomschuldenaar te veroordelen tot betaling van een bedrag aan verbeurde dwangsommen. Voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak die bij toewijzing wordt verkregen, geldt de twintigjaartermijn van art. 3:324 lid 1 BW. Dat geval dient te worden onderscheiden, aldus de HR, van het geval waarin de dwangsomschuldenaar een executiegeschil start waarin de schorsing of staking van de tenuitvoerlegging wordt gevorderd van een vonnis waarbij dwangsommen zijn opgelegd. Daarmee is geen sprake van het instellen van een eis zoals bedoeld in art. 3:316 lid 1 BW die de verjaringstermijn van art. 611g lid 1 Rv stuit. De dwangsomschuldeiser ontleent aan het vonnis waarin daarop wordt beslist niet de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van dwangsommen en zo'n vonnis levert in dat kader dan ook niet een uitspraak op zoals bedoeld in art. 3:324 lid 1 BW.
Btw-fiscale eenheid niet in strijd met vrijheid van vestiging en/of diensten
Fiscaal
Belanghebbende is een btw-fiscale eenheid en onderdeel van een Duits concern. Diensten binnen de btw-fiscale eenheid blijven buiten de heffing van btw, terwijl diensten binnen het concern, maar over de grens de normale regels voor btw-heffing volgen. Belanghebbende heeft hierdoor niet-aftrekbare btw-lasten, die zij niet had gehad als deze diensten in Nederland binnen de fiscale eenheid waren verricht. Volgens belanghebbende is het territoriale onderscheid van de btw-fiscale eenheid in strijd met de vrijheid van vestiging en vrijheid van dienstverrichting. De HR erkent dat er sprake is van een belemmering van verkeersvrijheden, maar dat er sprake is van een algemene rechtvaardiging voor die belemmering. Dit onderscheid is volgens de HR gerechtvaardigd door de noodzaak om de interne samenhang van het btw-stelsel te waarborgen. De HR verklaart het cassatieberoep van belanghebbende ongegrond.
HR oordeelt in twee arresten dat de Deken en het BFT een zelfstandig verschoningsrecht hebben
Straf
Het Bureau Financieel Toezicht (BFT) en de lokale deken van de Orde van Advocaten (Deken) hebben een klacht ingediend tegen het beslag van het OM op stukken die zij in het kader van toezicht hebben gekregen of opgesteld. De HR oordeelt in beide zaken dat het BFT en de Deken als toezichthouder een zelfstandig verschoningsrecht hebben tegenover het OM. De HR overweegt dat het effectief kunnen uitoefenen van toezicht op het notariaat en de advocatuur een zwaarwegend maatschappelijk belang is en dat dit zonder een zelfstandig verschoningsrecht aanmerkelijk kan worden geschaad. Het verschoningsrecht strekt zich uit tot informatie die rechtstreeks verband houdt met de toezichthoudende taak, inclusief vertrouwelijke informatie die het BFT en de Deken hebben verkregen, medegedeeld, verricht of geadviseerd.
Arrest Deken: ECLI:NL:HR:2024:1876
Arrest BFT: ECLI:NL:HR:2024:1875