Rechtbank Rotterdam over ontvankelijkheid van Braziliaanse vereniging en verjaring van vorderingen naar Braziliaans recht

News Update Class Actions

Rechtbank Rotterdam over ontvankelijkheid van Braziliaanse vereniging en verjaring van vorderingen naar Braziliaans recht
7 juni 2024

De rechtbank Rotterdam (de "rechtbank") deed onlangs uitspraak over de bevoegdheid van een Braziliaanse vereniging om vorderingen in te stellen in verband met vermeende milieuvervuiling in Brazilië en over de verjaring van die vorderingen naar Braziliaans recht. De beslissing lijkt een zeer eenvoudige omzeiling van het Nederlandse collectieve actierecht (Wamca) toe te staan, wat ook op andere zaken van invloed kan zijn, als de beslissing in beroep niet wordt vernietigd.

Feitelijke achtergrond van de zaak

Een Braziliaanse vereniging opgericht door leden van traditionele, inheemse leefgemeenschappen in en rondom Barcarena in het Braziliaanse Amazonegebied (de "vereniging") en negen individuele leden van die leefgemeenschappen stelde een procedure in tegen de Noorse top holding Norsk Hydro ASA en haar Nederlandse dochtermaatschappijen ("Norsk Hydro c.s."). Norsk Hydro c.s. zijn (indirecte) aandeelhouders van twee Braziliaanse dochtermaatschappijen die een aluminiumraffinaderij in Barcarena exploiteren. Die Braziliaanse werkmaatschappijen zijn geen partij in deze procedure. Eisers stellen dat de activiteiten van die maatschappijen milieuverontreiniging hebben veroorzaakt, waardoor veel inwoners van Barcarena ziek zijn geworden en niet langer op traditionele wijze in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Zij vorderen daarom een verklaring voor recht waarin Norsk Hydro c.s. gezamenlijk en/of ieder voor zich aansprakelijk worden gehouden jegens de verenigingsleden en de individuele eisers die schade hebben geleden of zullen lijden als gevolg van de activiteiten van de Braziliaanse dochtermaatschappijen. De individuele eisers vorderen ook schadevergoeding.

In dit tussenvonnis liet de rechtbank zich over verschillende formele aspecten van de zaak uit (behalve over internationale rechtsmacht, die al was aanvaard). Twee daarvan zijn de ontvankelijkheid van de vereniging en de verjaring van de vorderingen.

Ontvankelijkheid van de Braziliaanse vereniging

Volgens de rechtbank moet de vraag of de vereniging procesbevoegdheid heeft, worden beoordeeld naar Braziliaans incorporatierecht. De vraag of de vorderingen door de vereniging op de door haar gevolgde wijze geldend kunnen worden gemaakt, wordt naar Nederlands procesrecht beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de vereniging volgens Braziliaans recht en op grond van haar statuten procesbevoegd is. In dit licht en gelet op de toelichting van de vereniging op de zitting overwoog de rechtbank dat de vereniging voor ogen had om als zelfstandige procespartij in eigen naam vorderingen in te stellen ter realisering van haar eigen statutaire doelstellingen. Dit betekent volgens de rechtbank dat de vereniging geen vorderingen heeft ingesteld waarbij individuele omstandigheden van haar leden een rol spelen. Verder heeft de vereniging naar het oordeel van de rechtbank een voldoende, eigen belang in de zin van artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek ("BW") bij de procedure en ingestelde vorderingen. De vereniging is dus ontvankelijk in haar vorderingen.

Aangezien de vereniging de procedure niet als collectieve actie in de zin van artikel 3:305a BW instelde, zijn de in dit artikel gestelde ontvankelijkheidseisen – in beginsel – niet van toepassing, zo oordeelde de rechtbank. Dit zou anders kunnen zijn als de procedure materieel wel onder de reikwijdte van artikel 3:305a BW zou vallen, maar ook dan zou de rechtbank de eisen niet toepassen. Volgens de rechtbank is namelijk geen sprake van misbruik van recht bij het instellen van de procedure via de door de vereniging gekozen weg.

Deze overwegingen zijn opmerkelijk en inconsistent, gezien het feit dat de vereniging opkomt voor de belangen van haar achterban en een verklaring voor recht voor haar leden en niet voor zichzelf vordert. In zo'n geval had de vereniging slechts twee mogelijkheden:

  • een vordering instellen namens haar leden, op grond van lastgeving en/of volmacht, waarbij de individuele omstandigheden van elk lid van belang zijn en elk lid een voldoende eigen belang bij de zaak moet hebben (artikel 3:303 BW); of
  • een vordering instellen in het belang van een groep van niet bij name genoemde inheemse mensen die rondom Barcarena wonen en die door de vermeende milieuschade zijn geraakt, waarbij dan sprake is van een collectieve actie, die aan de strengere Nederlandse ontvankelijkheidseisen van artikel 3:305a BW moet voldoen. Deze eisen zijn onder andere:
    • dat de belangen van de personen voor wie wordt opgekomen voldoende gelijksoortig zijn;
    • deze belangen voldoende zijn gewaarborgd;
    • de bestuurders van de vereniging geen rechtstreeks of middellijk winstoogmerk hebben; en
    • de collectieve actie een voldoende nauwe band met de Nederlandse rechtssfeer heeft.

In dit kader is van belang dat, voor zover we weten, over de vraag of een niet-Nederlandse stichting of vereniging tot een Nederlandse collectieve procedure kan worden toegelaten nog niet is beslist, behalve in kort geding.

De vereniging lijkt daar in deze beslissing echter wel mee weg te komen: de rechtbank staat toe dat de vereniging deze ontvankelijkheidseisen omzeilt en een collectieve actie in het belang van andere personen, die geen partij bij de procedure zijn, instelt, zonder toepassing van de ontvankelijkheidseisen voor dit soort rechtsvorderingen, die naar Nederlands recht duidelijk onder artikel 3:305a BW vallen.

Verjaring van de vorderingen naar Braziliaans recht

Op grond van Braziliaans recht geldt bij vorderingen tot vergoeding van milieuschade in beginsel een verjaringstermijn van vijf jaar, die begint te lopen wanneer de schadetoebrengende handelingen zijn geëindigd en de schade ongedaan is gemaakt. In geval van een voortdurende handeling begint de verjaringstermijn pas te lopen wanneer het schadetoebrengende handelen is geëindigd en de schade van alle schadetoebrengende handelingen ongedaan is gemaakt.

De rechtbank oordeelde dat de stellingen van eisers met betrekking tot de vermeende schadetoebrengende handelingen op een stelselmatige, voortdurende overtreding van de Braziliaanse milieuwetgeving zien. Deze gedragingen zijn inherent aan de aluminiumwinning in Barcarena, met doorlopende en langdurige schadelijke effecten. Vaststaat dat de schade als gevolg van deze, volgens de vereniging, voortdurende onrechtmatige gedragingen nog niet ongedaan is gemaakt. Dit is door Norsk Hydro c.s. namelijk niet weersproken, dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken. De rechtbank oordeelde daarom dat de verjaringstermijn voor de vorderingen ten aanzien van deze gebeurtenissen nog niet is aangevangen, wat betekent dat van verjaring van de vorderingen die gegrond zijn op deze gebeurtenissen en in meer algemene zin op de continue aanwezigheid van vervuilende reservoirs dan ook geen sprake is. De rechtbank achtte twee andere vorderingen wel verjaard, aangezien deze zien op eenmalige incidenten die niet inherent zijn aan de aluminiumwinning in Barcarena.

Aangezien een tussentijds hoger beroep niet werd opengesteld, wordt de procedure in beginsel inhoudelijk voortgezet, hoewel partijen wel nog om een tussentijds hoger beroep kunnen verzoeken.

Meld u aan voor de News Update Class Actions.

 

Written by:

Key Contact

Amsterdam
Advocaat | Partner

Key Contact

Rotterdam
Advocaat | Partner