Prinsjesdagspecial
19 september 2024
Op de derde dinsdag van september (Prinsjesdag) presenteert het ministerie van Financiën traditiegetrouw de begroting, waaronder ook de belastingplannen van het ministerie voor het komende jaar. De wetsvoorstellen die op Prinsjesdag worden gepresenteerd, zullen in het parlement worden behandeld. Tijdens dit wetgevingsproces kunnen de voorstellen nog worden gewijzigd. Hieronder geven wij een korte toelichting op de voornaamste voorstellen. Tenzij anders aangegeven, is de verwachting dat de wetten waarop deze voorstellen zien op 1 januari 2025 in werking zullen treden.
Vennootschapsbelasting
1. Aanpassingen aan de earningsstrippingregeling
De renteaftrekbeperking op grond van de earningsstrippingregeling wordt versoepeld. Zo wordt het aftrekmaximum boven de EUR 1 miljoen verhoogd van 20% naar 25%. Verder wordt de drempel van EUR 1 miljoen afgeschaft voor vastgoedbedrijven met aan derden verhuurd vastgoed. Met deze wijziging moet worden tegengegaan dat een investering in verschillende vennootschappen wordt ondergebracht zodat meerdere malen van de drempel gebruik kan worden gemaakt.
2. Wijzigingen in de kwijtscheldingswinstvrijstelling in de vennootschapsbelasting
De wisselwerking tussen de vpb-vrijstelling voor kwijtscheldingswinsten en de verliesverrekeningsregels, die op 1 januari 2022 in werking zijn getreden, leidt momenteel tot een vpb-schuld indien de kwijtscheldingswinst meer dan EUR 1 miljoen bedraagt. Om die reden zijn de regels voor kwijtscheldingswinstvrijstelling in de vennootschapsbelasting gewijzigd: kwijtscheldingswinsten van meer dan EUR 1 miljoen zijn vrijgesteld om te voorkomen dat bedrijven in financiële moeilijkheden alsnog vennootschapsbelasting verschuldigd zijn.
3. Wijzigingen in de liquidatieverliesregeling
De eerste voorgestelde wijziging betreft de berekening van het door een belastingplichtige opgeofferde bedrag voor zijn investering in een deelneming. Op grond van deze wijziging wordt bij de berekening nu rekening gehouden met een door die belastingplichtige teruggenomen afwaardering van een vordering, zonder dat dit bedrag aan de opwaarderingsreserve wordt toegevoegd. Dit geldt alleen voor situaties waarin sprake is van bepaalde dubieuze transacties, bijvoorbeeld wanneer de deelneming een schuld aflost door aandelen aan de belastingplichtige uit te geven of wanneer de belastingplichtige afstand doet van zijn vordering. De tweede voorgestelde wijziging heeft betrekking op de tussenhoudsterbepaling binnen de liquidatieverliesregeling. Hiermee wil de regering ervoor zorgen dat een niet-aftrekbaar verkoopverlies op een middellijk gehouden deelneming niet kan worden omgezet in een aftrekbaar liquidatieverlies op een onmiddellijk gehouden deelneming.
4. Verduidelijking van wereldwijde minimumbelasting (Pijler 2) voor de onderworpenheidstoets
De voorgestelde wijzigingen verduidelijken of met de wereldwijde minimumbelasting (Pijler 2) naar Nederlandse normen voldoende belasting wordt geheven. Daarbij wordt in het bijzonder gekeken naar de onderworpenheidstoets voor de Nederlandse deelnemingsvrijstelling. Deze wijzigingen bevestigen over het algemeen dat een over de winst geheven belasting een kwalificerende Pijler 2-bijheffing omvat.
Dividendbelasting
5. Aandeleninkoopfaciliteit toch niet afgeschaft
Om het ondernemingsklimaat in Nederland te verbeteren, is het kabinet teruggekomen op zijn eerdere besluit om de inkoopfaciliteit voor beursfondsen af te schaffen. Hiermee blijft het onder bepaalde omstandigheden mogelijk om een aandeleninkoop belastingvrij te laten plaatsvinden.
6. Verplichte toepassing van de inhoudingsvrijstelling dividendbelasting
De inhoudingsvrijstelling dividendbelasting wordt verplicht voor dividenduitkeringen binnen fiscale eenheden en deelnemingen. Met deze wijziging kunnen gerechtigden, namens wie dividendbelasting is ingehouden, bezwaar maken tegen de inhouding.
Conditionele bronbelasting
7. Nieuw groepsbegrip
De term 'samenwerkende groep' voor de conditionele bronbelasting wordt vervangen door een eigen groepsbegrip, namelijk 'kwalificerende eenheid'. Deze wijziging ziet op de heffing van conditionele bronbelasting in situaties die niet zijn uitgewerkt, bijvoorbeeld bij rechtsgebieden met een lage belastingheffing of bij erosie van de belastinggrondslag. Het begrip is gericht op situaties waarin lichamen gezamenlijk handelen met als hoofddoel, of een van de hoofddoelen, om de conditionele bronbelasting te ontwijken.
Inkomstenbelasting
8. Verhoging van het aangrijpingspunt toptarief in box 1
Het aangrijpingspunt van het toptarief in box 1 (inkomen uit werk en woning) wordt verhoogd naar EUR 76.817. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat mensen minder snel onder dit tarief vallen. Daarnaast zal het aangrijpingspunt jaarlijks worden geïndexeerd (in lijn met de inflatie worden verhoogd).
9. Verlaging van het toptarief in box 2
Het toptarief in box 2 (inkomen uit aanmerkelijk belang) wordt verlaagd van 33% naar 31%. Met deze wijziging wordt de verhoging van het toptarief in box 2 van 31% naar 33% per 2024 in feite weer teruggedraaid.
Loonbelasting
10. 30%-regeling
De 30%-regeling is in 2024 aanzienlijk gewijzigd. Per 2025 wordt de onbelaste vergoeding voor extraterritoriale kosten echter verlaagd naar 27% in plaats van de oorspronkelijk beoogde stapsgewijze verlaging naar 10%.
Overdrachtsbelasting onroerende zaken
11. Verlaagd woningtarief in de overdrachtsbelasting
Met ingang van 1 januari 2026 wordt het belastingtarief voor vastgoedinvesteerders in woningen verlaagd van 10,4% naar 8%. De huidige tarieven en vrijstellingen voor particulieren met een eigen woning blijven ongewijzigd.
Btw
12. Afschaffing van verlaagd btw-tarief voor bepaalde diensten
Het verlaagde btw-tarief van 9% dat momenteel geldt voor kunst, cultuur, media, sport en hotelovernachtingen wordt afgeschaft. Met ingang van 1 januari 2026 vallen deze categorieën onder het standaardtarief van 21%. Er blijven echter nog wel enkele uitzonderingen gelden. Voor bepaalde categorieën blijft namelijk het lage btw-tarief van 9% behouden, waaronder kampeerterreinen, dierentuinen en bioscopen.
Europese belastingen
13. Implementatie van de GAAR uit ATAD1
Onder druk van de Europese Commissie wordt de algemene antimisbruikbepaling, oftewel de General Anti-Avoidance Rule (GAAR), uit de Europese richtlijn antibelastingontwijking (ATAD1) in de wet geïmplementeerd. Deze bepaling moet kunstmatige constructies tegengaan die hoofdzakelijk zijn opgezet om belastingheffing te ontwijken.
Contact
Als u de gevolgen van deze wetsvoorstellen wilt bespreken, neem dan contact op met het belastingteam van Houthoff.
De verschillende wetsvoorstellen vindt u hier.