News Update Hoge Raad
7 februari 2025
Ontzenuwen bewijsvermoeden niet genoeg bij benadeling klokkenluider
Civiel
Op grond van art. 17eb Wet bescherming klokkenluiders wordt vermoed dat een benadeling door de werkgever van een klokkenluider die een misstand meldt, verband houdt met die melding. De HR oordeelt dat deze bewijsregel aldus moet worden uitgelegd dat de werkgever niet kan volstaan met het ontzenuwen van het causaal verband tussen melding en benadeling, maar hij het tegendeel zal moeten aantonen.
In dezelfde uitspraak oordeelt de HR dat anders dan voor een pleidooi of het geven van mondelinge of schriftelijke toelichting, voor de reactie op de conclusie van de procureur-generaal ('borgersbrief') geen wettelijke uitzondering geldt op de regel dat partijen in cassatie vertegenwoordigd moeten worden door een advocaat bij de HR, en die reactie dus alleen gegeven kan worden door een advocaat bij de HR (daarmee terugkomend op: HR 3 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2806).
Maatstaf mededelingsplicht strafrechtelijk verleden verzekeringnemer
Civiel
De HR oordeelt dat bij de beoordeling of een verzekeraar een vraag naar het strafrechtelijk verleden heeft gesteld "in niet voor misverstand vatbare termen" als bedoeld in art. 7:928 lid 5 BW, het erop aankomt of voor de verzekeringnemer niet voor redelijke twijfel vatbaar was dat de verzekeraar een bepaald feit wenste te vernemen. De verzekeraar vroeg of sprake was geweest van aanraking met politie/justitie ter zake van (verdenking van) het plegen van een misdrijf. De HR laat het oordeel van het hof in stand dat daarmee sprake was van een ruime en algemeen geformuleerde vraag die bij een verzekeringnemer onder omstandigheden kan leiden tot misverstanden, maar dat in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs geen misverstand heeft kunnen bestaan over dat de verzekeraar geïnformeerd wenste te worden over een doorzoeking door de FIOD en een verhoor.
