
News Update Hoge Raad
21 februari 2025
Kwalificatie arbeidsovereenkomst: relevantie van in het economisch verkeer als ondernemer gedragen
Civiel
De HR geeft in een prejudiciële beslissing antwoord op vragen die opkwamen bij de vraag of Uber-chauffeurs een arbeidsovereenkomst hebben met Uber. De HR heeft in het Deliveroo-arrest uit 2023 diverse omstandigheden genoemd die van belang kunnen zijn bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst. Een van deze omstandigheden is of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen. Daarbij kunnen ook omstandigheden van belang zijn van buiten de verhouding tussen de persoon en de opdrachtgever/werkgever. De HR oordeelt dat 'ondernemerschap' als omstandigheid als zodanig bij de kwalificatievraag niet van ander gewicht is dan de andere in het Deliveroo-arrest genoemde omstandigheden. Het kan daardoor zo zijn dat de arbeidsrelatie ten aanzien van hetzelfde werk, verricht ten behoeve van dezelfde opdrachtgever/werkgever, ten aanzien van werkenden die zich in het economisch verkeer wél en niet als ondernemer gedragen, anders te kwalificeren valt.
Natrekking en ongerechtvaardigde verrijking
Civiel
In deze zaak staat de vraag centraal of als gevolg van natrekking sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. In de wetsgeschiedenis is opgemerkt dat een verrijking in geval van natrekking in beginsel ongerechtvaardigd is. De HR oordeelt dat echter niet (ook) geldt dat natrekking in beginsel een verrijking oplevert. Ook als sprake is van natrekking, geldt dus als hoofdregel dat het aan de partij is die zich op ongerechtvaardigde verrijking beroept, om te stellen en zo nodig te bewijzen, dat de natrekking tot verrijking heeft geleid. De HR overweegt dat of sprake is van een verrijking moet worden bepaald aan de hand van een vergelijking tussen de feitelijke vermogenstoestand van de aangesprokene na het plaatsvinden van de gebeurtenis waarop de vordering is gebaseerd en diens hypothetische vermogenstoestand zoals deze zou zijn geweest als die gebeurtenis niet zou hebben plaatsgevonden. Daarbij moet de rechter acht slaan op alle omstandigheden van het geval, aldus de HR.
Staat niet verplicht tot vergoeding anticonceptie voor vrouwen ouder dan 18 jaar
Civiel
In deze zaak staat de vraag centraal of de Staat anticonceptiemiddelen voor vrouwen ouder dan 18 jaar dient te vergoeden. In cassatie dient als onbestreden tot uitgangspunt dat (i) een algemeen recht op het kosteloos ter beschikking stellen van anticonceptiemiddelen niet bestaat; (ii) een ontoelaatbaar indirect onderscheid tussen mannen en vrouwen bestaat doordat vrouwen de kosten van anticonceptiemiddelen in overwegende mate voor hun rekening nemen; en (iii) op de Staat niet in algemene zin een positieve verplichting rust om iedere situatie van ongelijkheid op te heffen. De HR oordeelt tegen deze achtergrond dat het oordeel van het hof in stand kan blijven dat op de Staat geen verplichting rust om de feitelijke ongelijkheid tussen mannen en vrouwen ongedaan te maken door anticonceptiemiddelen voor vrouwen kosteloos ter beschikking te stellen. Verder oordeelt de HR dat de omstandigheid dat de Staat in het verleden wel anticonceptiemiddelen kosteloos ter beschikking stelde, geen afbreuk doet aan zijn huidige beleids- en beoordelingsruimte.
Beklag door advocaat tegen beslag op iPhone
Straf
De HR behandelt een cassatieverzoek van het OM en een advocaat over het beslag op een iPhone met Signal-berichten. De vraag is of het verschoningsrecht van de advocaat moet wijken voor waarheidsvinding bij uitzonderlijke omstandigheden. De rechtbank oordeelde dat het onderzoeksbelang uitzonderlijke omstandigheden kan opleveren, maar paste het toetsingskader onjuist toe. Het vereiste dat er aanwijzingen moeten zijn dat geen sprake is van een normale advocaat-cliënt relatie geldt niet. De HR vernietigt het vonnis gedeeltelijk en verwijst de zaak terug.