hoge raad

News Update Hoge Raad

Week 7 | Ontbinding arbeidsovereenkomst in geval van ziekmelding
18 februari 2022
18 februari 2022

CIVIEL

Ontbinding arbeidsovereenkomst in geval van ziekmelding
De HR oordeelt over een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van het vervallen van de arbeidsplaats van de werknemer (art. 7:669 lid 3, aanhef en onder a BW). De kantonrechter kan een dergelijk verzoek ook toewijzen als de werknemer zich heeft ziekgemeld ná de ontslagaanvraag bij het UWV, maar vóór het verzoek om ontbinding aan de kantonrechter. Als ziekte in de weg zou kunnen staan aan toewijzing van het ontbindingsverzoek, zou dat ten onrechte ruimte laten voor ziekmeldingen die zijn gericht op afwijzing van het ontbindingsverzoek. Uit het stelsel van het ontslagrecht en de parlementaire geschiedenis volgt namelijk dat de wetgever dergelijk oneigenlijk gebruik van het opzegverbod tijdens ziekte heeft willen ondervangen.

ECLI:NL:HR:2022:276

CIVIEL

Geen strenge eisen stelplicht omvang schade
Een vrouw heeft als gevolg van een handgemeen oogletsel opgelopen. Zij vordert schadevergoeding, die onder andere bestaat uit gederfde winst. Het hof wijst de vordering grotendeels af omdat niet zou zijn voldaan aan de stelplicht. De HR casseert en oordeelt dat geen strenge eisen worden gesteld aan de stelplicht van het slachtoffer, omdat de wederpartij het oogletsel heeft veroorzaakt en haar de mogelijkheid heeft ontnomen om zekerheid te verschaffen over hetgeen anders zou zijn gebeurd. Het komt bij de beoordeling van die hypothetische situatie aan op hetgeen hierover redelijkerwijs te verwachten viel, waarbij de goede en kwade kansen moeten worden afgewogen. Als de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld moet deze worden geschat (art. 6:97 BW).

ECLI:NL:HR:2022:272

CIVIEL

Huurovereenkomst woonruimte eindigt niet van rechtswege na verlenging door rechter
De rechter kan een huurovereenkomst voor woonruimte voor bepaalde tijd verlengen (art. 7:273 lid 2 BW). De HR oordeelt dat dit niet betekent dat de overeenkomst na het verstrijken van die bepaalde tijd van rechtswege eindigt, maar dat de verhuurder de huurovereenkomst niet eerder kan opzeggen dan drie maanden voor het einde van de tijd waarvoor is verlengd. Daarnaast oordeelt de HR dat de rechter een vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst niet kan toewijzen tegen een datum die is gelegen vóór die van zijn uitspraak.

ECLI:NL:HR:2022:270

Meld u aan voor de News Update Hoge Raad
Written by:

Key Contact

Rotterdam
Advocaat | Partner