
News Update Hoge Raad
Week 45 | Ambtshalve toetsing van informatieplicht handelaar
12 November 2021
12 november 2021
CIVIEL
Ambtshalve toetsing van informatieplicht handelaarVolgens de HR moet de rechter bij verkopen op afstand en verkopen gesloten buiten een verkoopruimte (artikel 6:230m lid 1 BW) ambtshalve toetsen of de handelaar heeft voldaan aan zogenaamde essentiële informatieplichten en informatieplichten waaraan de wet bij niet-naleving specifieke sancties verbindt. De plicht tot ambtshalve toetsing geldt niet voor overige informatieplichten. De rechter kan ambtshalve gehouden zijn om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te vernietigen op grond van artikel 3:40 lid 2 BW als sprake is van een voldoende ernstige schending van een essentiële informatieplicht. Daarvan is geen sprake indien de verplichting slechts op een detailpunt niet is nagekomen. Gedeeltelijke vernietiging van een overeenkomst kan bestaan in een vermindering van verplichtingen – met name betalingsverplichtingen – van de consument.
ECLI:NL:HR:2021:1677
CIVIEL
Termijn voor instellen rechtsmiddel op doorbrekingsgrond bij surséance van betaling en schuldsanering gelijkgetrokkenOp grond van art. 282 Fw geldt voor verschillende beslissingen ingevolge titel II (surséance van betaling) een rechtsmiddelenverbod. Een rechtsmiddel kan wel worden aangewend als zich een doorbrekingsgrond voordoet. In 2017 heeft de HR beslist dat in dat geval de termijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel acht dagen bedraagt, ongeacht of het gaat om hoger beroep of cassatie. De HR beslist nu dat de termijn van acht dagen ook geldt als op grond van een doorbrekingsgrond een rechtsmiddel wordt aangewend tegen beslissingen ingevolge titel III (schuldsanering natuurlijke personen). Daarmee komt de HR terug van zijn eerdere jurisprudentie waarin hij die termijn op tien dagen had gesteld.
ECLI:NL:HR:2021:1676
FISCAAL
Geen werkkostenregeling bij bonusaandelen voor managementBelanghebbende heeft op bonusaandelen voor haar management op grond van de werkkostenregeling de gunstige eindheffing toegepast. Dat kan alleen als het gebruikelijk is dat ondernemingen dergelijke bonusaandelen onder de werkkostenregeling brengen (de 'gebruikelijkheidstoets'). Om de ongebruikelijkheid aan te tonen heeft de inspecteur met toepassing van art. 53 AWR 88 met belanghebbende vergelijkbare ondernemingen in de branche gevraagd naar hun bonusregelingen. Daarvan kennen 33 geen regeling en 48 wel. Slechts één bedrijf heeft zijn bonusregeling onder de werkkostenregeling gebracht. Volgens het hof is daarom niet aan de gebruikelijkheidstoets voldaan. De HR laat dat oordeel in stand. De HR verwerpt de klacht dat de inspecteur niet de bevoegdheid had om de vragen te stellen aan de branchegenoten.
ECLI:NL:HR:2021:1595
Meld u aan voor de News Update Hoge Raad
Written by: