News Update Hoge Raad
20 September 2024
Prejudiciële vragen Auteursrechtrichtlijn
Civiel
Deze zaak gaat over de vraag wanneer sprake is van een ‘mededeling aan het publiek’ in de zin van artikel 3 lid 1 Auteursrechtrichtlijn. In deze zaak heeft het Anne Frank Fonds op grond van zijn auteursrecht een bevel gevorderd om de publicatie van manuscripten van het dagboek van Anne Frank op de website van de Vereniging voor Onderzoek en Ontsluiting van Historische Teksten te staken. Het hof is van oordeel dat de Vereniging geen mededeling aan het publiek heeft verricht omdat de website, blijkens de 'geo-blocking' maatregelen, niet zou zijn gericht tot Nederland. De HR is voornemens prejudiciële vragen te stellen aan het HvJ EU over de juiste uitleg van het begrip 'mededeling aan het publiek'.
HR verduidelijkt vaststelling koerswijzigingsschade
Civiel
Na verzuim heeft een schuldeiser recht op vergoeding van schade die het gevolg is van een wijziging van een valutakoers (artikel 6:125 BW). De schuldeiser moet het bestaan en de omvang stellen en, zo nodig, bewijzen. Voor het bestaan is voldoende: een nadelige koerswijziging tussen de valuta waarin de schuld moet worden betaald ten opzichte van de valuta die voor de schuldeiser relevant is. De omvang is het verschil tussen de waarde van de betaling op het moment van het verzuim en de waarde op het moment van betaling. De rechter mag bij de begroting deels abstraheren van concrete omstandigheden, vooral in commerciële verhoudingen.
Vestigingsplaatsfictie relevant voor verkrijgingsprijs
Fiscaal
In 2001 emigreerde belanghebbende en werd een conserverende aanslag opgelegd voor een vervreemdingsvoordeel uit een aanmerkelijk belang. Vervolgens werd de werkelijke leiding van de BV in 2004 verplaatst naar Curaçao. Op basis van de vestigingsplaatsfictie van artikel 7.5, lid 6, Wet IB 2001 kwalificeert belanghebbende als buitenlands belastingplichtige gedurende tien jaar na verplaatsing van de werkelijke leiding. In 2017 is belanghebbende geremigreerd naar Nederland. De inspecteur houdt bij het vaststellen van de verkrijgingsprijs rekening met de waardeaangroei tussen 31 december 2014 en 31 december 2016. De HR bevestigt het oordeel van de rechtbank dat de verkrijgingsprijs van aandelen niet wordt vermeerderd met de waardeaangroei die is ontstaan in een periode dat de aanmerkelijkbelanghouder buitenlands belastingplichtig was. Dit geldt ook als de buitenlandse belastingplicht mede is gebaseerd op de vestigingsplaatsfictie.
ECLI:NL:HR:2024:1243